JAARSTUKKEN 2018

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Samenvatting van de paragraaf

Hoe staat Arnhem er financieel voor? Net als wanneer iemand naar zijn eigen financiële positie kijkt, is het noodzakelijk om zicht te hebben in de wijze waarop de bezittingen zijn gefinancierd. Als iemand bijvoorbeeld een relatief goed en zeker inkomen heeft om zijn huur of hypotheek te betalen, verder geen grote schulden heeft en ook nog over een spaarsaldo beschikt, dan kan worden geconcludeerd dat zijn financiële positie solide is.

Zo is het ook bij gemeenten. Heeft Arnhem geen of weinig schulden, een goed gevulde 'bankrekening' (algemene reserve) en zijn de baten vrijwel ieder jaar even hoog of iets hoger dan de lasten, dan staat Arnhem er over het algemeen goed voor.
Het weerstandsvermogen geeft daarnaast aan in welke mate de gemeente Arnhem in staat is om de gevolgen van risico's op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt.
Met behulp van de hiernaast afgebeelde financiële kengetallen die betrekking hebben op de balans en de begroting kan een goed beeld worden geschetst van de financiële positie van Arnhem.

Een afzonderlijk kengetal zegt weinig over hoe de financiële positie moet worden beoordeeld. Zo hoeft een hoge schuld geen nadelig effect te hebben op de financiële positie, maar is dat afhankelijk of en wat er aan eigen vermogen tegenover die schuld staat. Het is dus, met andere woorden, niet mogelijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. Het weerstandsvermogen en de kengetallen zullen altijd in samenhang moeten worden bezien, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld kunnen geven van de financiële positie van een gemeente. De kengetallen zijn daarom gezamenlijk opgenomen in deze paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing en zijn voorzien van een toelichting.



De financiële kengetallen laten voor Arnhem het volgende beeld zien:

Conclusie
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de financiële positie in Arnhem op een aantal onderdelen voldoende is, maar waarbij ook een essentieel onderdeel als de solvabiliteit (verhouding tussen eigen en vreemd vermogen) aan de lage kant is. Dit was voor de provincie bij de MJPB 2019-2022 aanleiding om de financiële positie van Arnhem als 'matig' te beoordelen. Ten opzichte van begroting 2018 verbetert de solvabiliteit op basis van de realisatie over 2018 wel. Daarmee valt Arnhem echter nog steeds in de meest risicovolle categorie. De grens ligt namelijk op 20%.

De netto schuldquote (ook gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen) komt op basis van de realisatie lager uit dan in de begroting is verwacht, maar is nog steeds aan de hoge kant. De verlaging komt deels door daadwerkelijk lagere schulden, maar ook deels doordat de gerealiseerde baten hoger uitvallen dan begroot (het zogenaamde 'noemer'-effect).
Het weerstandsvermogen kent bij het jaarverslag daarentegen een positiever beeld, waarbij de weerstandsfactor als gevolg van de het resultaat over 2018 uitkomt op 1,4. Dit ligt lager dan de 2,0 die in de MJPB 2018-2021 was opgenomen, maar is nog steeds voldoende om de risico's te kunnen opvangen.
Het kengetal van de grondexploitatie toont aan dat Arnhem in de minst risicovolle categorie zit (gebaseerd op basis van de lopende verwachte grondexploitaties). Dit komt omdat de gemeente Arnhem in de tijd van de economische crisis grote verliezen heeft moeten nemen en ook genomen heeft. De nieuwe regelgeving in het BBV leidt tot verplichte tussentijdse winstnemingen in de grondexploitatie. Dit ligt niet in de lijn van een behoedzame raming, zoals door Arnhem tot voor kort werd gehanteerd. Dit maakt het noodzakelijk om ook voor het grondbedrijf de aanwezige risico’s nauwlettend te volgen en hierop te sturen.

Het kengetal over de structurele exploitatieruimte is overgenomen van de begroting over 2018. In de jaarrekening wordt namelijk geen nieuwe analyse gemaakt van de verdeling tussen structurele en incidentele lasten en baten. De woonlasten liggen in de realisatie 2018 iets lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat de woonlasten afgezet zijn ten opzichte van de baten en deze vallen in de realisatie hoger uit dan in de begroting (wederom een 'noemer'-effect).